In een tijdperk waarin ouderschap vaak wordt gedefinieerd door onmogelijke normen en onhaalbare verwachtingen, nodigt de filosofie van ‘goed genoeg’ ons uit om de last van perfectie af te werpen en te omarmen wat echt belangrijk is: de verbinding met onze kinderen.
Het blijft een fascinerende uitdaging: het opvoeden van onze kinderen. En tussen de hoge verwachtingen en de realiteit van het ouderschap, klinken de woorden “the good enough mother” van Donald Winnicott als een frisse wind in moeilijke tijden. In zijn boek “Home is where we start from” benadrukt hij het belang van de ‘goed genoeg moeder’ als antwoord op het streven naar perfectie.
We koesteren dromen voor onze kinderen. We willen hen behoeden voor het struikelen, voor de obstakels onderweg. We zwoegen samen over huiswerk, we slepen hen ’s ochtends uit bed om de schooldag op tijd te beginnen. We willen enkel het beste voor hen. We sluiten de plastic kap van de buggy, óók bij mooi weer. Maar in ons streven naar perfectie, sluimert een gevoel van tekortschieten. Bij het minste falen, voelen we ons schuldig. “Ik ben niet goed genoeg,” voelt het in onze gedachten. Het najagen van het ideaal leidt tot de ondraaglijke last van schuld, zowel bij ouder als kind.
Gelukkig leert Winnicott ons een waardevolle les: het ideale bestaat niet. Een kind dat opgroeit in een perfecte cocon, afgeschermd van de harde realiteit van het leven, zal moeite hebben om zich staande te houden in een wereld vol imperfectie. De band tussen ouder en kind wordt niet gesmeed door perfectie, maar door authenticiteit, door het ‘goed genoeg’ te omarmen.
Wat betekent dit nu concreet voor de opvoeding? Het begint niet bij een zekere leeftijd van het kind zoals de pubertijd of 12 of 10 jaar: het begint bij de geboorte. ‘Goed genoeg’ vereist dat ouders niet alleen kijken naar het gedrag van hun kinderen, maar ook naar zichzelf. Durven ouders te reflecteren op hun eigen ervaringen, opgedaan in hun eigen opvoeding? En dan bedoel ik niet de praktische, herkenbare, herleidbare ervaringen maar de patronen die zijn ontstaan in de eigen opvoeding. Durven we te onderzoeken of onze acties en eisen voortkomen uit onze eigen (onvervulde) behoeften, om deze vervolgens op ons kind te plakken? In mijn jarenlange praktijk als analytisch therapeut heb ik dat laatste veelvuldig gezien, zonder dat de ouders zich daar overigens bewust van waren.
‘Goed genoeg’ is geen excuus voor oppervlakkigheid. Het vereist moed om elke vorm van communicatie met ons kind langs de meetlat te leggen: is dit voor het kind of voor mijzelf? Het is een uitdagende opdracht, maar het resultaat is een natuurlijke ruimte tussen ouder en kind, waar beide partijen gedijen. Het kind voelt zich gezien en gehoord, de ouder ervaart een diepgaande verbondenheid.
In de ogen van de ‘goed genoeg’ moeder, wordt alles mogelijk. Met liefde en een knipoog ontvouwt zich een wereld waarin de natuurlijke imperfectie het kind weerbaar genoeg maakt voor de uitdagingen van deze wereld.